Het zijn de witte strepen, zegt de oude man, waarover je beslist
niet moet lopen, hij wijst op de zebra, gisteren nog,

zegt hij, braken twee vrouwen hun heupen daar. Met een trage
hand strooit hij zout over zijn stoepje. Ik zie de vrouwen

liggen en neem de zwarte en doe dat een hele week totdat ik
over een brede weg moet en de stoplichten al knipperen

en ik bijna dansend spring van de ene naar de andere en denk
dat ik zo nog wel eens iets zou kunnen breken.

Hij zwaait me altijd uit en misschien strooit hij ook wel in de
zomer en misschien zegt hij tegen mannen iets heel

anders. Ik neig mijn kinderen te bellen en ze te waarschuwen
voor witte strepen onderweg terwijl ik eigenlijk in

niets geloof en zelden een man zoveel macht geef over mijn
bewegingen. Uit beeld neem ik voortaan alleen de witte.