Meteen weten waar je bent als je met ogen dicht een minuut
buiten zit en beneden je het gras gemaaid is,

schoffels tegen de stoeprand stoten. Niet hier maar ergens in
de tuin van vroeger waar je moeder op haar

knieën de borders bijwerkte en daarna met rinkelende glazen
naar het terras liep waar wij, half slapend en half

wakend, school vergaten en de pesterige dorpsjongens en alvast
dachten aan de grote stad en hoe lang dat fietsen zou

zijn. Onze pappa las en moest eigenlijk met de kruiwagen alle
hoopjes die mamma gemaakt had, ophalen, haar

prijzen en luisteren naar de bloeitijden van het gewas maar het
ontging hem en dan wees zij het ons, daar

waren de aardbeien verscholen onder de rabarberbladeren en
morgen zou ze de bessen plukken, en alles dat nog over was.