Ze lijkt op mijn moeder, de vrouw in mijn droom. Ze
rijdt in een auto en hoeft alleen maar rechtdoor.

Het is alsof ze een duwtje krijgt, het ding vanzelf aanslaat
en ze niets hoeft te doen, ik kijk haar na en zie

haar het rode licht nemen en tussen twee andere voertuigen
oversteken, het is niet langer een auto maar

een van haar houten breikokers die ze me naliet, beschilderd
en al, die horizontaal nu verder rolt. Ze had altijd

graag willen rijden, onafhankelijk willen zijn, maar ze mocht
niet. Langer durf ik niet te kijken.

Ik kom in een ruimte waar een hele boel vrouwen kletsen
en eten, daar zou ze niet bij willen zijn. Ik eigenlijk

ook niet. In de kast liggen vijf opgestapelde kokers, een
met een scheur erin en een zonder bloemenrank.