Bijna is het parcours gesloten. Het zachtgroene loof van de uitwaaierende
bomen rondom, de vensters van verre buren steeds

kleiner wordend, torentjes van zaden op de takken en meeuwen op de
lantaarnpalen, hun krijsende geluiden botsend met

de eerste bewoners. Een tent in een achtertuin met klapperend zeil alsof
er ruimte is voor de zon en een feestje, het zilver van

een laag vliegtuig, lege vogelhuisjes en een achtergebleven supermarktkar.
Rode daken glinsteren, een lampje heeft de hele nacht

gebrand, een krant steekt nog half uit de brievenbus, een luxaflex hangt
scheef. Nog even en men ontwaakt. Trekt aan het touwtje,

buigt door de knieën, start de auto die met een wiel op een blok staat,
een rammelende fiets, ruimt de tent, de tuin, de

laatste bezoeker, doet wie er het eerst is, steekt de kop koffie in de lucht
alsof er geproost moet worden, gegroet, naar iedereen.