Alsof iedereen opeens zijn mond houdt, we naar elkaar
staren in afwachting van, iemand iets

heel ernstigs beweerde en we nu allemaal nadenken, de
bomen zwijgen en de lucht is leeg.

Dit was een dag waarop we vroeger feesten hielden, de
deuren tegenover elkaar openzetten, de

kamers in dansten, in de ene schragen vol eten, in de ander
de vrienden, kinderen die hun voeten op de onze

plaatsten en giechelden. In het toilet iemand die kotste,
op de gang iemand die huilde, onder de jassen

drie mensen die vreeën, boven iemand die kwijt was, voor
het raam naar de donkere tuin twee ogen

en handen daarboven. Dit was een dag waarop we leefden,
nu zegt hij dat ernstige en kondigt zijn dood aan.