We proberen een ster. Een witte aan een zilveren draad. Een
constructie die we begrijpen. We blazen er tegen.

We hebben nu zeventien ballen, een kerstman, een sneeuwpop
en twee kleine boompjes met knoopjes erop als

versiering zoals we een stok hebben met gaatjes erin en zijtakken
en in de kast een geur van verf. We bereiden ons voor.

Het is bijna Pasen, zegt L. Kerst, zegt S. En ze verslikken zich
als ik vertel hoe ik ooit Leverworst zong

in plaats van Vredesvorst. Hoorde iemand je? vraagt S. Ik dacht
meteen aan de schaamte van mijn moeder maar dit

was nog voor de tijd dat ik de zoom van mijn jas met nietjes
bij elkaar hield, het haar blauw had en het

uitzicht op boezem en meer vertoonde zonder het ooit koud te
krijgen. Nu zeggen zij Vreten in plaats van Vrede, zonder

te weten wat dat betekent overigens.