L. is op het schoolplein getrouwd, net voordat die boom omviel,
zegt hij. Waar is het feestje, vraag ik, en hoezo was

ik daar niet bij. Hij grijnst wat. Hij doet het niet nog een keer,
haalt zijn schouders op. Sommige dingen zijn

heel vanzelfsprekend als je vier bent. Hij vlijt zich op mijn rug,
kroelt door mijn haren en kijkt of ik al kippenvel heb.

Hij kent AZ, de A9, de Mac Drive (Mac Oma!) en zingt met S.
dat ze er bijna zijn, bijna. Dat deed ik alleen plat

op de bodem van de schoolreisjes bus, met stickers op mijn armen
alsof ik pleisters nodig had, en echt niet vanuit mezelf.

Ik wilde helemaal nooit ergens naar toe en al die juichende mensen
aan de kant kende ik alleen uit het bijbels verhaal

van palmtakken en Hosanna. Wist jij, vraagt hij, dat ik zou komen?
Natuurlijk, zeg ik. Waarom heb je dan je duplo weggegooid?