Dan zette hij zijn auto neer en stak op blote voeten de straat
over en arriveerde nogmaals, nu met zijn kolbert in

zijn armen en zijn laptop onder de oksel en hing hij keurig
het eerste aan de kapstok en verborg het tweede

onder een stoel alvorens hij opnieuw mij begroette. Zo ging
het afscheid ook in twee keer. Eerst zat hij al

in de auto en wilde hij starten, vervolgens deed hij het portier
weer open, stak weer over en nam mijn gezicht

nogmaals in zijn handen. Het zijn vaak de details die je je
herinnert, zei hij toen al. En afspraken als

‘ik toeter niet als ik wegrijd’, ‘ga niet staan zwaaien’ en dat
het niet slim zou zijn hem een berichtje te sturen.

Dat kwam vanzelf. Een anoniem ‘thuis’, ‘heerlijk was het’,
zoals een verboden sigaret in de berm onderweg.