Er is een vriendin die vraagt of de ramen net gelapt zijn en
beweert dat ze zo’n helder uitzicht heeft, of

inzicht, terwijl de regen het werk doet en de tikkende takken
van de kastanjeboom. Een ander vraagt of de

schilderijen aan de muur nieuw zijn terwijl ze de eersten zijn
die hier bevestigd werden. Een derde plukt

de haren van mijn jasje en noemt het engelenhaar en alle drie
pogingen tot bereik en delen zijn uitermate irritant.

Hetzelfde doet de laatste uitgever in zwierig handschrift op
een staatje van verdiensten, het getal zegt niets over

mijn talenten. Of de lief die beweert dat hij het van mij heeft
geleerd, dat, en al zijn opvattingen ongewenst

als manna boven mij uitstrooit. Een sociale onhandigheid,
meent het grootste kind, dat heb ik ook.