Heel veel tijd is tussentijd. Zoals zon die zich verschuilt en dan
met een straal of kou die vanuit een hoek of jij die

talmt en omkeert tot slot. Zoals een dag soms alleen een ochtend
is, een uur, een vingerknip en de rest van die tijd

wegglipt, er buiten valt. Weer zoals jij die niet binnenkomt. Het
bed onbeslapen. Zoals een jaar overgeslagen

wordt, je kunt niet tellen, je niet meer weet of het toen was of
net nog, en alle gebeurtenissen als flarden mist

achter de bomen hangen, welke bomen trouwens. Heel veel tijd
is voorbij en tegelijkertijd herhaalt zich alles.

Bij tussentijd hoort tussenland, dat stukje buiten bereik, dat beetje
vergeefs, dat grenzeloos beestenloos bos, dat

reikhalzend hoekje waar de klok niet tikt en uit de wijzers handen
groeien die steeds langer worden zoals in een droom.