De rijmloze vriend markeert de overgang tussen oud en nieuw,
tussen dat wat geweest is en dat wat komen gaat,

zijn domein bewaakt hij op een eenvoudig klapstoeltje en met
een grauw gezicht en met slechts een of twee keer

opkijken vanwege een piepende deur, een vlaag van regen en
een argeloze bezoeker. Zijn honderden boeken

houden stand tegen onzichtbare stellingen terwijl op de grond
voor hem een dertig mensen hun adem inhouden,

bereid tot het geven van meer, verrast door de inhoud van de
nieuwe ruimte, de schrijver, de muzikant, het

initiatief. Welgemoed en eensgezind kijken zij in dezelfde richting,
lachen bijna gelijktijdig, klappen wild, staan onwillig

na een vol uur op, tekenen voor overgave en herhaling, schuifelen
over de nu onzichtbare grens naar de gedeelde wereld.