Er is alweer een been of twee bloot, een jasje zo los dat
een borst bijna uit een jurkje floept, de sjaal

hangt aan de kapstok terwijl de sok nog in de gymschoen
past. Er zijn flarden in de lucht van

zomerse buien, een bijna benauwdheid, sigarettenas om
de hoek van de straat, in de haast een stoel

buitengeschoven. Vorige week konden we geen boodschap
doen vanwege witte wegen, nu eten we uit de hand

een vette burger, voor het laatst beweren we nog. Narcissen
bungelen uit een verkeersdrempel, er passen

drie kinderen op een fiets en terwijl er in de late avond knallen
van vuurwerk klinken alsof de overgang naar

iets nieuws gevierd moet, blijft een thuiswedstrijd onbeslist.
Morgen gooien we onze pet in de lucht.