Soms komt iets van ver. Een geluid, een zucht wind, een
hand, het wuiven, de herkenning, de moed, de

eerste stap. Een been over de rand en pas na lang het volgende.
Een stukje droom nog dat kleeft en terwijl de kou

overal is, is zijn aanwezigheid nergens, zijn geruststellende
warmte opgelost. Iemand belt aan en zegt ‘ja’

in het trapportaal maar het duurt nog uren alvorens hij boven
staat. Iemand belt aan en verdwijnt vervolgens elders.

De buurman bidt. Zijn prevelend zingen stijgt langzaam op.
Een rolkoffertje ratelt de straat na. In alle kamers

een geur van dagenlang koken, twee tafels aan elkaar geschoven
met een feestelijk laken waarop mijn moeder nog

bloemen heeft geborduurd. Gezellig, zegt iemand. Wacht tot
je de volle borden ziet. Morgen is bijna nu.