Deze dagen had ik mezelf gesitueerd met het hoofd op het
salontafeltje in plaats van met de voeten en

tussen de wachtende autootjes, treintjes, camera’s van toen
en langspeelplaten uit een eindeloze rij,

als verzamelstuk no 3177 wellicht, nog af te stoffen voor
mogelijk gebruik en slechts heel voorzichtig.

Opgepakt was ik van alle kanten bekeken en betast en toch
weer weggelegd, de speeltijd was over, alle

tijd was er nu en toch drong er iets voor, en hoewel een van
de grootste items, als je het haar uitspreidde en

meetelde, de voeten gestrekt, loom maar alsof gebeeldhouwd
uit blauw geaderd marmer, bijna even koel,

blijkbaar ongeschikt voor openlijke bewondering tenzij die
ene vinger meetelde die over haar gleed en viel.