“Ik werd opeens overspoeld door een golf van nostalgie naar mijn naïeve vaderland in een door de geschiedenis vergeten hoekje aan de rand van het oude continent, en naar die rokerige zaaltjes met de dichters, waar we allemaal veelbelovend en veel te vroeg oud mochten zijn en waar ons engagement met zelfverzonnen problemen aan de bar werd weggespoeld met het bier dat we kochten voor onze consumptiebonnen, die we broederlijk deelden. Het was ongelooflijk dat er zoiets als dat Nederland had bestaan. Die druilerige oase van gelukzalige middelmatigheid, waar voor iedereen wel wat subsidie bij elkaar te scharrelen viel en waar je je met een confectiecolbertje op een ongewassen spijkerbroek al een hele intellectueel kon voelen, mocht in de tijd nog hopen dat het door de globalisering zou worden overgeslagen.”

Ilja Leonard Pfeijffer, uit Grand Hotel Europa, De Arbeiderspers, 2018