Als je stoïcijns uit het raam blijft kijken, de schaduwkant
aan je rechterhand, je concentreert op

de groepjes beesten daar, de loop van het water, het gras,
gebeurt er misschien niets aan je linkerhand.

Je wilt geen gesprekken horen, geen onzin kletsende meisjes
van kantoor, geen zogenaamd belangrijke mannen,

geen kibbelende stellen. Geen ratelende rolkoffers, geen
niezende passagiers, geen ritselende zakken

waaruit een warm ontbijt rolt, geen armen voelen die zich
nestelen tegen je flank of over je benen heen

koffie plaatsen in je uitzicht. Geen blote schouders zien
waarop het zweet zich parelt of voeten met tenen

die naar buiten willen en zeker geen langzame uitkleedsessie
waarbij de helft van dat alles je toch in de schoot valt.