Soms komt een bijna satanisch genoegen over de dichter
heen die u wat belooft als hij allang vertrokken

is en eerst dan de hulde ontvangt en de prijsjes en de bloemen
en de beloning en de reactie en de mails terug

van allen die voordien nog aangeschreven werden, waarbij om
erkenning gebedeld moest en aandacht graag.

Als de dichter weg is tocht het in de huizen, komen er zwarte
flarden door de kieren, koude handen in uw

nek, de adem wordt u benomen. Tot dan moet de dichter nog
harder werken, gewoon staande blijven,

net doen of niets belangrijker is dan het schrijven an sich, de
schouders ophalen bij al het onnodig vertoon van

krachten, alle vazen de deur uitdoen, weigeren iets bij te wonen
dat minder om het lijf heeft dan de dichter zelf.