Er is met een klein kwastje getekend in de lucht. Aan elke
tak wat vingertjes die doen alsof ze bloemen zijn,

stipjes wat dikker dan daarvoor, er boven een rode streep
die uitgeveegd wat lichter wordt zoals

een handje dat zwaait en jij die er met toegeknepen ogen
naar kijkt. De ochtend is niet koud meer,

niet zwart meer maar de stilte blijft. Was er vannacht nog
een hond zoek, een brommer boos, een vrouw

luidruchtig, nu vliegt er alleen een hommel door het open
raam, een vogel van de ene boom naar de andere

en schrijft er iemand alles behalve de waarheid misschien.
De lief zegt ‘bij’, het kind ‘iets met pootjes’,

jij ‘paashaas’ maar die bestaan al helemaal niet. Je denkt
aan bloemen en hoe ze alsof per ongeluk getekend zijn.