Misschien is het niet een kwestie van verdienen: aandacht,
je initiaal tussen een regel, voorgelezen worden,

ergens tussen komen, maar alleen het feit dat je het verhaal
kent. Dat roept hij me tenminste toe, wapperende

jaspanden, rode wangen, de hoek van de straat, zojuist veilig
overgestoken, hèt gedicht. Eerst doe ik alsof

ik de andere kant op moet en hem niet zie, ik kijk naar gladde
herfstbladen en de kans op vallen maar dat

gewapper en die frisheid is niet te vermijden. Welk gedicht?
Ik herhaal hem een titel, o nee, zegt hij, een nieuw.

Een ander. Van toen je. Toen ik. Geweldig zeg ik dan maar
terwijl de geschiedenis terug komt en ik hem zelfs

corrigeer. Het was niet in de hal, het was buiten, toch? Maar
hij is al verdwenen en de regels dansen hem na.