Mevrouw K. raakt opeens in paniek. Ze kijkt al een tijdje
mijn kant op voordat ik het me bewust ben dat

haar ogen anders staan. Als ze opstaat, kan ik haar niet
tegenhouden. Een vijf minuten later komt

ze weer terug, dat herhaalt zich. Ik moest ergens zijn, zegt
ze verontschuldigend. Mevrouw V. zit in

quarantaine op haar kamer. Mevrouw Q., nieuw, vouwt haar
handen voor zich, de handen die niet meer

kunnen schrijven terwijl ze alles nog weet, vaak meer dan
haar kinderen. Ik geloof haar. Mild slaat ze ons

gade alsof ze de juffrouw is van de klas, vandaag weer niets
geleerd. De heer P. loopt een rondje los en gooit

iets in de prullenbak. Soms verbazen we elkaar. Niet kijken,
zegt mevrouw Z., anders valt hij.