S. zegt dat hij uit een ander land komt, dit is niet het zijne,
eigenlijk hoort hij aan de overkant van het water,

ik kan er met een tunnel komen, een hele lange. Hij zwaait
met het formulier waarmee hij zijn paspoort moet

verlengen en lijkt opeens op mijn moeder die beweerde de
eerste asielzoeker te zijn in ons land, komend

vanaf die lange dijk die haar heitelân met Holland verbond,
op een fiets met houten banden. Beiden hebben

zondermeer een speciale status. Haar Fries is zijn Engels.
Alleen hij is wat enthousiaster. Het gebruik

van de wereldtaal is iets minder geworden al corrigeert hij
nog mijn uitspraak en zijn alle dino’s veel

indrukwekkender in die taal. Ik zal je missen klinkt tenslotte
bijna hetzelfde al zei mijn mamma ‘een gemis’ en

‘ik had’.