Mevrouw V. had willen weten of er vogels zaten achter het
raam, er was een zacht gekwetter, meende zij en

soms een licht geduw, aanhoudend getik in de ochtenduren
en af en toe had ze een zwart kopje gezien dat

scheef naar binnen wilde. Ze had teruggeduwd, gefloten, haar
vingers in de mond geluid was te hard maar

zoveel adem had ze ook niet meer, dus zacht gepruttel en ze
had geprobeerd het raam omhoog te schuiven of

naar opzij en toen dat niet lukte, er zat geen beweging in, trok
ze haar linker pump uit en tikte de hak in het glas.

Er was overigens niets te zien. Het parkeerterrein, de slagboom,
de muurtjes langszij waarop nog geen kind geklommen

was, een paar trieste struiken waarin een besje glom. Op een
schoen bleef ze staan, haar hoofd scheef.