Een meisje loopt licht en in rood mij tegemoet en zegt zacht
tegen niemand dat ze het

een plek moet geven, een man op de hoek van de straat roept
dat het echt wel zomer is nu, zijn collega staat

met blote armen in een deuropening, iemand fietst voorbij
met wanten aan het stuur en een muts op.

Soms lijk ik niet mijn plaats te weten dan daar aan de zijkant.
In de kassarij duwt een karretje tegen mijn

blote benen alsof ik niet al de snelste ben. Het pad is net gesopt,
de aanbiedingen liggen nog niet in het schap.

Tussen de geparkeerde auto’s draait zich behendig een poes.
Moet er niet iemand gewaarschuwd worden?

Uit een van de deuren een geur van gebakken vis, een radio
met krakende verbinding en iets van olé olé.