Verzaken valt nauwelijks op. Overslaan, slikken zonder te
kauwen. Een jurkje klaar hangen zonder erin te

gaan zitten. Verf op een schilderij nauwelijks droog. Waar
men al niet aan denkt bij het oversteken.

Met beide ogen dicht knipogen. Zeggen dat we niet thuis
zijn. Beweren dat we niet van chocolade houden.

Dingen zijn niet erg. Heel lang peinzen zonder tot een conclusie
te komen. De knoopjes van een shirt

openlaten. Zich herinneren dat hij een litteken droeg van de
ene naar de andere zijde. Het koud hebben in

de lente. Niet antwoorden. Menen dat het gisteren was. Vermoeden
dat we van geel houden. Voeten achter elkaar

leggen die ook onder de bank passen. Bij de rechterboom afslaan.
Zodoende niet meer verder komen.