De dagen van bezinning zijn voorbij, kopt een krant. Het is
alsof alles een misverstand was, de lente, de

liefde, de leider, de toekomst. Het verleden misschien ook
wel. De wegen zijn glad, het dak is wit en de rook

uit de schoorsteen is een veeg teken. Er kwamen geen kruizen
voorbij maar mooi opgemaakte bordjes, de

bijbehorende receptuur een vertaling van de bijbel, in de verte
een ijl gezang dat een neerdalende vogel bleek,

wit, nauwelijks gezien nog, en niet het dertiende nummer van
de tweede cd van de Matthäus. Niemand had het

over genade, chocolade droop van de kinnen en op de knieën
werd gezocht naar een missend teken van

affectie. De bomen hielden hun knoppen dicht alsof het moeders
waren die hun kinderen beletten over te steken.