Over toegankelijkheid praten we, dat is toegenomen, zegt hij,
terwijl we elkaar alleen in de ogen kijken.

En warmte, zegt hij, daarmee is alles overgoten. Het is het werk
dat we bespreken maar ik zie mezelf met een

juskommetje gerechten begieten met een dampende saus en weet
niet wie het vlees aansnijdt. Weet je nog,

zeg ik, dat ik vroeger nooit mijn mond opendeed, terwijl het zo
eenvoudig bleek, vult hij aan, je doet gewoon

hetzelfde als ik. Ook mijn publiek lacht. Waarschijnlijk hangen
druppels jus aan mijn kin en zit het bewijs

in mijn decolleté. Het is raar iemand te bedanken zonder hem aan
te raken zoals het gek is iemand niet te

herkennen omdat de mond ontbreekt en de blozende wangen en
het grootste stuk van de neus maar de stem blijft.