Het lijkt een grote reis, de oversteek naar het stukje stad aan
de overkant, het zacht wiebelen tussen fiets en

scholier, een oude vrouw met twee hondjes, de man met de
rollator, de boodschappentas langszij, het

dorp in de verte. Daar stonden de fabrieken waar het licht
door de ingegooide ramen voor schaduwen

zorgde op onze afbeeldingen, daar was de straat afgezet met
scheef op elkaar gebotste auto’s, daar

hing een buurvrouw half over straat vanuit het raam op vier
hoog, daar was de laatste melkboer met slagroom

in flesjes. Daar zaten kinderen zonder jas in de hoek van het
schoolplein te knikkeren, gilden de moeders

voor etenstijd, kwamen de mannen allemaal met zwarte handen
thuis, de broodtrommel onder de snelbinders. Elke drie

minuten gaat de pont.