De pogingen van toen noemt hij kleine uitstapjes, hij kent geen
regels of vorm en eigenlijk weet hij niets van poëzie.

Het is net alsof dat ook de liefde gold, alsof hij niet precies wist
wat hij deed omdat hij het niet eerder gedaan had,

gewoon de handeling van de ander volgde. Ik herinner me uren
aan tafel waarop ik voorovergebogen mijn woorden

schreef en in boekjes opborg terwijl hij in zijn borstzakje een
velletje dubbelvouwde met hele waarheden, vervolgens

moest ik het gladstrijken om te kunnen lezen. Jaloers was ik op
het handschrift dat gewoon tegen de muur geleund

of op een been staande als terloops de letters aan elkaar verbond.
Ik wilde dat het over mij ging. Nu pas, beweert hij,

weet hij iets meer. Vermoedelijk is dat waar maar over welk
onderwerp en rijmt het nu met dat wat ik probeerde?