Zoals het ene kind mij leest in dat wat ik ook stuur (schone was,
antwoorden op appjes, het wegdraaien van

de ogen), vult het andere in bij dat wat ik weglaat (vermaning, zorg,
vraag en gebakje) terwijl de derde altijd

neutraal blijft, discreet en geduldig en alles al lijkt te weten alvorens
zich iets voltrekt. Terwijl ik de een troost

bij het succes van de ander en het over zijn glansrijke toekomst heb,
waarbij ik zijn talenten overdrijf en zijn belang

in eenzelfde nonchalante manier waarop mijn vader meende dat ik
het hele land van kunst kon voorzien, zegt hij

terecht dat ik misschien mezelf moet geruststellen. Hij is per slot
van rekening nergens mee bezig, nooit

jaloers, nooit doelgericht of planmatig, hij zingt wat en tekent wat
en slaat wat op mijn schouder en knuffelt tegenwoordig.