Als een nieuwsgierig kind komt hij heel dicht naar de lens en
kijkt, bijna scheel, mijn wereld in. Hij trekt haar

met zich mee en grijnst. Ik kan sproetjes tellen en zien hoe haar
wenkbrauwen smalle getekende streepjes zijn,

haar lippen bijgevuld zijn en getuit voor een oranje kleur die
het gezicht geel maakt. Bij hem ook. Er is iets

ondefinieerbaars veranderd en het duurt lang alvorens ik hem
terugvind, ik neig een stapje achteruit te doen,

een terras in de zon, het centrum van Z., weinig verkeer, een
blaffende hond, waarschijnlijk staat haar

gelaarsde voet op een riem van een klein opgewonden harig
accessoire, ligt er een peuter te slapen in

een hete auto op het dorpsplein, is ze vergeten de ramen open
te draaien, heeft ze hem dat allemaal niet verteld.