Nu we niet langer tegenover het park wonen waar in het water
de restanten van een koning of zijn feest, onder de

bomen zijn onderdanen of toevallige passanten, boven het platte
gras de wolkjes rook van te hard gestookte vuren waarin

worstjes uit hun vel springen en marshmallows zachte puddingen
worden en we geen begerenswaardige buurmannen

ontdekken die de rest van het jaar schuil bleven achter het hoofd
van het gezin of attributen waarover we slechts

ooit droomden, plastic reuze krokodillen, cd’s met ontuchtige
handelingen (al dan niet in combinatie met het

voorgaande), hamburgertorens, tasjes van een grootmoeder, het
picknickkleed uit de auto van mijn vader, slingbacks

met dat krokodillenhuidje, is de afstand die we altijd al voelden
opeens een voldongen en toch wat jammerlijk feit.