Of het genoeg is, weten we niet. We kennen onze honger onderweg
maar we stappen zo stevig door dat we nauwelijks toekomen

aan de rijk belegde boterhammen, bovendien heeft alles zich van
plaats verwisselend door onze cadans, er is

alleen nog de knoop in het plastic zakje. Wellicht kijken we niet eens,
er hangt iets over onze rug dat vergroeid lijkt met ons

lijf. Zo schrijven we ook niets over dat wat we zien: we vinden een
kat terug, verwaarloosd en nat, er staat een paard zonder

benen in een omheind veld, de kinderen zijn er maar zijn ze allemaal
van ons en mijn vader wijst wapperend een bocht aan maar

blijft achter. Ik kom langs het ouderlijk huis en kan mijn ene been niet
voor het andere plaatsen, zet mijn eigen beeld stop, er

ratelt iets. Natuurlijk is het genoeg, het is van een hoeveelheid die
ontroert en minuten lang terugkomt, gistend in je buik.