Het warmste plekje is afgesloten, verstopt achter been en
heup, opgeworpen halverwege, tegen handen die

verder zoeken, nieuwsgierigheid, herhaling, gewenning
en andere dwingende factoren zoals liefde. Het

harde bot houdt het zachte vlees tegen, wijkt eerst nadat
de nacht overgaat in de ochtend, vakantie, zegt

ze, een onzin belofte natuurlijk. Er moet koffie komen en
lawaai vanuit de straat, een liedje, eindelijk

een goede reden. Dan draait hij zich, duwt zich tegen haar
aan en op en vloeit zich uit in haar luisterend

loom gebaar, eerst dan is het donker geweken. Hoezo vrij,
zegt hij, er moet wel gewerkt worden maar

het ritme waarin blijft zomers, gedachteloos, ver weg en
zonder terugkeer, lege agenda’s en hart.