Was het vroeger nog iets om de tegenpartij over te halen,
een man bereid tot een maal en meer, luisteraars

te sussen en een minnaar naar dromenland te verhuizen,
tegenwoordig zijn het baby’s van halve meters

die hun hoofdje draaien naar de windrichting die mijn
stem meebrengt. Terwijl zijn broer de

handjes voor zijn ogen slaat en tussen twee vingers zijn
lange wimpers duwt en ik mijn hoofd in mijn

shirt verberg om dan heel langzaam tevoorschijn te komen
zodat hij lachend mij begroet, beweegt deze

kleine een pink, een mondhoek en zijn mamma. Er wordt
meer gelachen dan toen, zelden zat ik op mijn

hurken en deed een kikker na, een poes, mezelf misschien.
Zomaar is de bedoeling duidelijker.