Iets van die paniek dringt tot onder de deurspleet door.
Godverdomme, schreeuwt de buurman en de

wind die kouder wordt, slaat de laatste kerstballen stuk.
Bijna al hangt zijn lijf aan de laatste traptree,

de nacht donkerder dan ooit. Van repen stof heb ik kussens
gemaakt die ik voor de deur leg. Zoiets

doe ik met woorden ook. Het ene gat vul ik met het andere,
ik neem iets terug van toen en gebruik iets

ouds voor nu, de vorm is plooibaar, zacht en uitermate
geschikt voor het liggen op

de stoffige vloeren. Het is een kwestie van dossiervorming,
zegt de politie over de onverlaat. Dat

beweer ik ook over mezelf, het leven, de toekomst, de tocht,
de ballen, de vloek, het zijn.