Mevrouw K. huilt tegenover mij. Vanuit haar enorm
en zachtroze lijf vloeit ze over zonder
geluid te maken. Ze wordt meisje genoemd en er komt
een ‘ach’ bij en ‘toch’, zo had ik wel
willen heten en getroost willen worden en zomaar willen
snikken om dat alles. Iedereen krijgt
uiteindelijk gelijk, ze zijn de laatsten van hun families en
nooit hadden ze gerekend op
de eenzaamheid hier en hoe niets er nog toe deed. Dat je
bijvoorbeeld de hele wereld over trok,
goed geld had gemaakt en een huis had gehad waarin je
tien auto’s kon stallen maar nu binnen
vierkante centimeters niet kon kiezen welk eten je wilde
en of je de heer K. heette of misschien Jan X.
elbert gonggrijp
23 november 2017 — 13:14
Heel mooi… ontroerend en schril tegelijkertijd….
Groetjes,
Elbert