Mijn jongere ik is een zusje dat langskomt, druk pratend en
van de ene voet op de andere en kasten openend die
dicht zouden moeten blijven, met haar kleverige hand langs
de planken alles verplaatsend nadat ze
een voor een attributen pakt en giechelend omhooghoudt. Je
vertrouwt haar niets toe maar ze is je voor, dan
springt ze op je rug en blijft hangen, het blauwharig wezen,
en fluistert in je oren en niets wil je weten terwijl
zij alles weet, ze herhaalt je de vluchtpogingen en hoe vaak
je echt verdween, ze heeft het over man nummer
zeven en noemt de andere drieëndertig morgen want ze is terug
voordat je adem kunt halen en je mist haar
zodra ze even slaapt, het hinderlijke is dat ze gelijk heeft en je
kent, ze heeft dezelfde vader namelijk en ze is vrouw.
elbert gonggrijp
5 september 2017 — 07:23
Weer een prachtig wervelend gedicht om het heden en verleden heen. Ik heb het dan ook op Facebook voor je gedeeld…
Heb nog een mooie dinsdag…
Elbert
alja
5 september 2017 — 08:21
jij ook en dank je, als altijd
Leonore Hatt
8 september 2017 — 10:04
Mooi, ze is er nog het meisje.
alja
8 september 2017 — 12:11
Yep!