Slapeloze nachten waarin de warmte als een dood lichaam
op me drukt, radeloze vogels krijsen van de

ene open ruimte in de andere, vage afspraken tussen buren
schreeuwend in mijn agenda komen te staan,

een bijna zomer toestemming geeft aan openbare dronkenschap
en afslaande motoren die het vertrek

weer uitstellen. Je had je hoofd onder het kussen gestopt
alsof dat het enige zou zijn dat geraakt kon worden

door rondzwervende kleine delen, bloesem uit de overvolle
bomen langszij, sterrenstof uit de zwoele lucht tussen

ons, vingers die onafgebroken zouden strelen. Het lijf lag
onbeschermd, afwachtend tot hij

onder het hare terecht zou komen en de warmte wegnemen
zou, marmeren afdrukken in velden van eer.