Niet het ontbreken van woorden maar het herhaaldelijk
opbreken van. Niet het woordeloos verbazen

maar het constante wisselen van haar rangschikking, dan
weer spaarzaam, dan overdadig. Dansend

soms maar vaker lijdzaam uiteengerekt in elkaar zakkend.
Variërend van klank naar grootte,

van betekenis naar karakter, van strijd naar simpelweg
verklaren. Gebukt staande laten we allerlei

kinderen over ons heen springen terwijl we op de grond
de kevers bestuderen die linksaf onze voet

beklimmen en misschien in onze sok kruipen. De druk
van vreemde handen en joelende lijven terwijl

we allang ondergronds ons hebben verscholen; we houden
niet van gekriebel halverwege onze kuit.