Van mijn vader moest ik een verhaal maken in drie
delen om in ieder geval iets te doen in zijn bedrijf
maar de hele nacht bleef ik zoeken naar

witte vellen, een snelle typemachine, een rustig hoekje
om te werken. Omdat ik meteen wist wat ik wilde
schrijven was de haast groter, de irritatie

steeg, de noodzaak werd hoger. Er waren papieren
met tabellen, achterkanten van enveloppen, stroken
waarop een logo mijn bedoeling teniet

deed. Vanachter hoge stapels rapporten tenslotte
schreef ik in onrustig handschrift en met uitzicht op
zijn gebogen gestalte, drie

vrouwenportretten. Zo af en toe keek hij me aan, er
kwam iemand voorbij en vroeg wat ik deed, geuren
van koffie en inkt. Later was ik

in mijn huis waar alles tegen de muur opgestapeld
stond. Er lagen drie kinderen waarvan er twee geruild
hadden van bed. De lange lag vast tussen

de spijlen van een babybedje terwijl de kleine languit
en glunderend meters voor zich had. De oudste zei
dat ik heus niet elke keer hoefde over te werken.