Tijdreizen, noemt iemand het, als ik een foto deel van
mijn kinderlijk handschrift, maar het is

geen verplaatsen en in omgekeerde volgorde naar een
gekozen jaar of plek, het is de constante en

altijd even zware bagage die evenals de bestemming me
vooruit duwt en neerzet, tijdelijk weer en

soms onverwacht. Alsof dat kind van toen nooit geloofde
dat er nog meer zou volgen en die vrouw van

nu altijd wist dat er meer was. Daar tussen stond hij.
Wat het pijnlijkst is, zie ik eerst nu: ik laat het

lidwoord weg zoals ik hem weglaten wil, vader, zeg ik
terwijl ik alleen maar wil dat hij er is. Net zoals

ik nu iemand weg duw die er zou moeten zijn door wat
woorden te vergeten. Van alle tijden is immers

de behoefte gekend te worden. Uit alle jaren is het steeds
die schrijvende hand die loslaat.

 

dylan-in-agenda-78

(agenda 1978)