Zijn hoofd is als de kleine ruimte achterin het schip.
Versieringen van marmer, koperbeslag, het

hout rood, zes kleine kinderen in de bedstee, de geur
van zout water, olie. Welvingen die

het verleden dragen, kasten die diep in zich beelden
vormen en kleine ronde gaten die

korte stoten van adem doorlaten, witte wolkjes over
de zee van tijd. Deze deur kan dicht. In

hem is niets afsluitbaar. Geen gedane zaken, geen
verloren waar, geen doden vooral. Niet

nadenken over houdbaarheidsdatum, werkwoordsvorm,
aanwezigheid. Jezelf niet verliezen aan

haar, het water, de getijden. De vracht diep in het ruim
behoedzaam en steeds weer thuis brengen.