Ze schudt het hoofd meewarig. Alle kunstenaars zijn
hetzelfde, ze zegt het al jaren, soms

met iets meer deernis dan daarvoor, meestal met spot
en wrevel. Dat ze zoveel aandacht nodig hebben,

je zou toch denken dat en via het stofje dat we allemaal
zijn naar de vergelijking met

lichtjaren ver. Onze regenjassen hangen te druppen,
haar broek over de leuning van de stoel, ik

vorm plasjes onder mijn voeten maar dat zal het
creatieve in mij zijn, mijn haren nat in de ogen.

Dat het troost biedt, wil ik roepen, dat het ter compensatie
is, dat het ons vergund moet zijn maar zij

heeft een handdoekje in haar fietstas en ik niet en mijn
blauwe marmeren billen willen droog zitten.