Zoals de bijna uitgebloeide en afgevallen bloemen
bij het voorbij lopen opeens ruiken naar

de immense tuin van vroeger, de wolken zwevend
zo heel hoog boven je plotseling

hetzelfde weiland bieden, vind ik op een onverwacht
moment mijn mamma’s handschrift,

ingepakt in een droom en cadeaupapier. Zorgvuldig
ontvouw ik haar maar zelf is zij

nergens en mijn vader naast mij wordt ongeduldig.
De korte tekst staat op de harde kaft van

een onbekend boek. Ik ben ook weer zo heel klein.
Rollend door het veld probeer ik de

madeliefjes te ontzien, ik durf ook niet verder dan
de notenboom waaronder zij

dan, eindelijk, met ogen dicht haar koffie drinkt.
Op schoot het boek, daar tussen haar vingers.