Wachtend op terugkerende kinderen,
bukkende lijven onder de

spinnenwebben op het tuinpad, zie ik
mezelf als kind op het tuinhek

wiebelend mijn vader opwachten. Hoe
ik het geluid van zijn auto kende,

de nonchalante zwaai van de straat in
het pad naar het huis, het

verschil tussen zijn weg zijn en ons
blijven, haar reactie bij het

neerleggen van zijn jas, het afdoen van
zijn stropdas. Dan gaat het

bovenste knoopje open en vertelt hij
verhalen zoals zij straks doen.

Wasgoed tuimelt uit overvolle tassen,
de hitte van onderweg ontsnapt.