Hebben wij elkaar ooit voorgelezen, gespeeld
dat wij geliefden waren die

tezelfdertijd dezelfde woorden vonden zoals
ik die voor mijn vader verzamelde

en met kinderletters overschreef of zoals
ik die met armen en benen in hun

kluwen eindeloos mijn kinderen herhaalde
of zoals ik met warme wangen

de treden ren en graai en neerschrijf en doe
maar dan ik alleen, niemand die,

wie dan las mij en weet ik alleen van een
sprookjesboek en op de rand van

de zwarte kolenkachel nagloeiend en mijn
mamma’s schort vol appelen maar

geen versjes die dansen als je ze maar goed
vertelt en huilen achterin je keel.