Misschien morgen. Liggen in zijn lijf, lang
luisteren naar zijn klanken, de

flanken geslagen om de restanten en altijd
meer vinden dan verwacht. Zachter

de botten, langzamer de beweging. Teder
bijna het stoten, open bijna

het hart. Het houden een wisseling in seizoen.
Dan was het winter en sliepen wij,

omringd door voorraad en wit licht, stilte
uit de steden. Er waren geen

dode kinderen, de beesten waren niet langer
wild, het leven was een

uitgestreken vlakte. Vanachter de horizon
een nieuwe wereld. Morgen misschien.