Het dorp voelt warmer dan de stad. Het zijn maar een paar stappen
verderop en toch is het een heel andere wereld, een

omgeving die gemist werd, een lucht met allemaal kleine wolkjes
en een kerk die nu kunst bevat. Mijn kleden

hadden van kroonluchter naar kroonluchter gespannen kunnen worden,
reikende armen naar boven, en in plaats van

de bijbeltjes hadden kleine schatten in de schuin aflopende planken
kunnen staan. Mijn vader had gewoon orgel kunnen

blijven spelen en af en toe van grote hoogte gezien dat het goed was,
deze verzameling, deze warme haven, deze

kinderen van hem. Onze huizen zijn geverfd, het gras gemaaid, een
bankje onder de bomen, de voorbijtrekkende bus

heeft maar één passagier. De banden van mijn moeders fiets zijn
gevaarlijk dun maar de weg is recht en gaat steeds dezelfde

kant op.