Zij en ik delen de namen, een stad, een begeerlijke vriend, de dichter
van allure, de voorkeur nu voor vrouwenvriendschappen,

kunst en het verhaal erachter, ieder verhaal erachter. Het gevolg is
dat ik een dag langer eenentwintig ben en tegenover

hem zit, nogmaals zijn manuscript typ of aarzelend een gedicht begin
op een kantoor in het oude centrum, mijn lunchpauze

oversla, de telefoon op het antwoordapparaat, de logge deur gesloten,
hem laat zoenen in mijn hals, zijn handen onder mijn

borsten, breiwerk in mijn tas en eindeloos overleg over zijn details.
We weten allebei dat hij nog leeft.

Dan volgen de lievelingsregels van haar, een lied in een natte tuin, de
vogels op de muur, haar dansschoenen in een glazen

kast en de kleur paars voor al haar gedachten, het waren mijn jurken,
zeg ik, wapperend nog en zo soepel vallend, veelal zwart.