Om daar te zijn en te zoeken wat hij kwijt is, op mijn knieën
onder het bureau, het tafeltje, de bank,

tegelijk met de muisjes en de spinnetjes uit de hoek, en weer
naar boven komend met zijn herinneringen,

zijn liefde, een stukje van zijn verzameling, de A van het alfabet,
de punaises waaraan mijn post hing. Om daar

te zijn en met mijn vinger hartjes tekenend in het stof, op de
ramen, over zijn voorhoofd en dan met een sprongetje

over zijn neus en mond en dan mezelf verstoppend in de halslijn
zodat hij het voelt kriebelen en mij vindt, en dan

zijn lach horen, zijn stem. Dan zou hij als vanzelf al zijn schatten
hervinden en voor de laatste zou ik heel stil blijven

liggen en mezelf openen en hem voor altijd in me sluiten en
bewaren en hij zou nooit meer kwijt zijn, nooit meer.